Grasparkiet


parkietDe grasparkiet (Melopsittacus undulatus) behoort tot de papegaaiachtigen en komt in het wild in grote zwermen in Australië voor. Ruim 150 jaar geleden werd de grasparkiet in Europa ingevoerd. Ze worden gehouden in een kooi of volière. Door ontsnappingen leven ook hier steeds meer parkieten in het wild. In sommige stadsparken zijn hele groepen waar te nemen.

Algemeen
Als parkieten alleen in een kooi worden gehouden hebben ze veel aandacht nodig. Het zijn echte groepsdieren en daarom is het beter om er twee of meer te houden (bij voorkeur een even aantal). Speelgoed en klimgerei zijn noodzakelijk bij het leven in een kooi. Parkieten zijn vrolijke ondernemende vogels die erg tam kunnen worden, vooral als ze van jongs af aan met mensen in aanraking zijn geweest. Sommige grasparkieten kunnen gaan praten, de meeste doen dat echter niet.

Verenkleed
Een parkiet heeft donsveren en dekveren. De donsveren zorgen voor warmte, de dekveren beschermen tegen beschadigingen. De veren zorgen voor een waterafstotende isolatie. Buitenshuis ruien de parkieten zo’n twee keer per jaar; binnenshuis soms wel vaker. Oorspronkelijk was de grasparkiet groen, nu zijn ze er in allerlei kleurslagen, waarvan blauw en geel de bekendste zijn.
parkietenNeusdop
De neusdop is het stukje kaal vlees op de bovensnavel waarin de neusgaten zitten. Hieraan is te zien of de parkiet een mannetje (man) of een vrouwtje (pop) is. Mannetjes hebben een blauwe neusdop terwijl deze bij een pop roze tot lichtbeige is. Bij de pop wordt de neusdop bruin als ze in broedstemming is. Jonge mannetjes hebben meestal een lichtbeige tot bruine neusdop en jonge popjes een blauwe met witte ringen om de neusgaten, waardoor het voor leken moeilijk is om het geslacht te bepalen. Na ongeveer 6 weken, het moment dat de jongen de ouders kunnen verlaten, is het voor een ervaren kweker het verschil wel te zien. De neusdop verkleurt na de jeugdrui (ongeveer 12 weken).

Poten
Papegaai-achtigen, waaronder de parkiet, hebben 2 tenen naar voren en 2 tenen naar achteren, in tegenstelling tot zangvogels die 3 tenen naar voren en 1 teen naar achteren hebben. Hierdoor kunnen ze goed klimmen en zich (op muren en dergelijke) vasthouden. Als parkieten jeuk aan hun kop hebben, krabben ze zich, anders dan zangvogels, met hun poot over hun vleugel heen.

Ogen
Vogels hebben in verhouding tot het hele lichaam grote ogen. De ogen van de parkiet zijn sterk naar opzij geplaatst. Parkieten zijn dus vrijwel onmogelijk ongemerkt te besluipen. Het gezichtsveld dat door beide ogen tegelijk wordt gezien, en waar ze dus diepte kunnen waarnemen, is maar klein. Om goed te kunnen zien moet de parkiet dus zijn kop bewegen. Parkieten kunnen razendsnel accommoderen (omschakelen van dichtbij naar ver weg zien). Een parkiet heeft een zeer snel reactievermogen. Dit heeft hij nodig om voor zijn vijanden te kunnen vluchten.

parkietSnavel en nagels
Zoals alle papegaaiachtigen heeft de grasparkiet een sterk gekromde bovensnavel. De ondersnavel is in rust in het verenkleed verborgen. De snavel wordt gebruikt om te eten, maar ook om te klimmen. Parkieten kunnen een gevoelige beet uitdelen in zachte delen van de menselijk lichaam zoals de oorlel of de lip. Bij sommige parkieten wordt de snavel te lang: die moet dan bij de dierenarts geknipt worden. Dit komt vaak voor bij vogels die een leverafwijking hebben door een onvolwaardige voeding. Soms worden ook de nagels te lang. Bij knippen dient men er rekening mee te houden dat het ‘leven’ (de nagelwortel) ver doorloopt in de nagel.
In verband met de snavel en de nagels van de parkiet dienen er niet te dunne houten zitstokken in de kooi te zijn, bij voorkeur uit wilgenhout. Ook mineraalstokken kunnen worden gebruikt. Zandhoesjes die in de dierenwinkel worden aangeboden zorgen vaak voor irritatie van de voetzooltjes.

Lichaamstemperatuur
Vogels zijn warmbloedige dieren. Ze hebben een normale lichaamstemperatuur van 40 tot 42 graden. Als de parkiet het koud heeft of ziek is zet hij zijn veren op (‘bol zitten’). De laag warme lucht rond het lichaam wordt dan dikker. Om warmte kwijt te raken gaat hij sneller ademhalen (80 tot 100 keer per minuut is normaal) of met z’n vleugels uitgespreid zitten. Vogels kunnen niet zweten. Parkieten kunnen slecht tegen tocht. Als er te grote temperatuurverschillen zijn in z’n omgeving dan gaat hij veel vaker dan tweemaal per jaar in de rui.